donderdag 29 maart 2012

Onderdeel 4: Noteren en vastleggen

(eventueel vervolg op onderdeel 3: Spelen op instrumenten)

Doelgroep: groep 3

Grafisch noteren

Je laat de (groepjes) kinderen zelf een duidelijke manier bedenken om hun zelf bedachte muziekje te noteren zodat andere (groepjes) kinderen en zij zelf op een later moment kunnen zien hoe je het muziekje moet spelen en op welk instrumenten iets gespeeld moet worden. De notatie van het muziek stukje mogen de (groepjes) kinderen helemaal zelf bedenken (bijv. door tekeningetjes en vormen van lijnen) maar het moet wel duidelijk zijn wat iets betekent.

Je kunt bijvoorbeeld een harde slag op een trommel noteren als een dikke grote stip en een zachte slag op de trommel noteren als een dunne kleine stip.

Maak van te voren wat geluiden en bespreek met de hele klas hoe deze genoteerd kunnen worden, en noteer ze op die manier op het bord.

Wanneer de (groepjes) kinderen klaar zijn met het noteren van hun stukje muziek, kun je de notaties met de klas bespreken.


Het noteren van de muziekstukjes is vooral handig als je de muziekstukjes later nog eens wilt gebruiken in een andere les.

Onderdeel 3: Spelen op instrumenten

Doelgroep: groep 3


Op een groot scherm (smartboard) laat je deze afbeelding zien.

Je vertelt de kinderen dat dit (een deel van) het sprookjesbos is, de plaatjes van de inwoners van het sprookjesbos (Assepoester, Wolf, Fakir, Roodkapje, Reus en de zeven geitjes) geven aan waar zij in het sprookjesbos wonen. Als je op bezoek gaat bij een van de inwoners hoor je altijd een muziekje, maar dat is alleen als je echt bij hun thuis bent. Dus niet als je op een paadje loopt, dan is het helemaal stil.

Je verdeelt de klas in 6 groepjes, elk groepje krijgt een inwoner van het sprookjesbos en mag met elkaar bij deze inwoner een muziekje verzinnen met instrumenten. Je kunt het met de kinderen eerst hebben over de inwoners en wat voor soort geluid daar bij hoort: Roodkapje is altijd vrolijk dus als we bij haar op bezoek gaan horen we een vrolijk muziekje, enz. Maar uiteindelijk mogen de kinderen zelf weten wat voor muziekje zij maken.

Wanneer ieder groepje klaar is met het bedenken van een muziekje, laten ze deze om en om aan elkaar horen. Daarna wijs jij met je vinger op het bord aan waar jij in het bos bent, je kunt het beste onderaan bij het begin van het pad beginnen. Je herhaalt nog eens dat als jij op het pad loopt het helemaal stil is. Als jij bij een van de inwoners thuis komt, dus het plaatje van het personage aanwijst, begint het groepje dat dit personage heeft hun muziekje te spelen. Wanneer je weer op het pad loopt naar een ander personage is het weer helemaal stil, enzovoorts, enzovoorts.



(zie onderdeel 4: Noteren en vastleggen, voor een eventueel vervolg bij deze opdracht)

Onderdeel 2: Bewegen op muziek

Doelgroep: onderbouw

Tekst de Sprookjesdans:
Beklim de haren van raponsje
En zwaai eens als een prinses
Toeter als een fakir
Wrijf de geest uit de fles
Huppel als roodkapje
En vlieg eens als een elf
Zo word je sprookjesvriendje
Je merkt het vanzelf
Tralalala de sprookjesdans
Tralalala de sprookjesdans

Bewegingen:
Zin 1: de kinderen bewegen met hun armen alsof ze aan het klimmen zijn
zin 2: de kinderen zwaaien zoals zij vinden dat een prinsesje zwaait
zin 3: de kinderen doen alsof ze op een toeter blazen
zin 4: de kinderen wrijven met hun hand over hun andere hand/arm
zin 5: de kinderen huppelen op hun plek
zin 6: de kinderen bewegen met hun armen alsof ze vliegen
zin 7: de kinderen draaien met hun handen om elkaar heen
zin 8: de kinderen bewegen beide handen in tegengestelde richting van de borst af en terug naar de borst
Zin 9 + 10: de kinderen zwaaien met beide handen heen en weer

Aanleren
Eerst alle bewegingen om en om bespreken met de kinderen en aanleren.
Wanneer alle bewegingen duidelijk zijn het liedje in zijn geheel een paar keer achter elkaar afspelen en de bewegingen erop maken.


filmpje:

Onderdeel 1: Lied

Doelgroep: Onderbouw

De kinderen gaan in een grote kring staan en Roodkapje en de wolf worden gekozen.

De grote groep zingt :
Zeg roodkapje waar ga je heen
Zo alleen, zo alleen
Zeg Roodkapje waar ga je heen
Zo alleen

Roodkapje zingt terwijl ze om de kring heen huppelt :
Ik ga bij grootmoeder koekjes brengen
In het bos, in het bos
Ik ga bij grootmoeder koekjes brengen
In het bos

De groep zingt :
In het bos wonen wilde dieren
In het bos, in het bos
In het bos wonen wilde dieren
In het bos

Roodkapje zingt terwijl ze om de kring heen huppelt :
Ben niet bang voor de wilde dieren
Ben niet bang, ben niet bang
Ben niet bang voor de wilde dieren
Ben niet bang

De groep zingt terwijl de wolf achter roodkapje aan jaagt :
Pas maar op want daar komt de wolf
Pas maar op, pas maar op
Pas maar op want daar komt de wolf
Pas maar op...




Aanleren van het liedje:

De juf zingt het liedje 2x voor, daarna wordt het liedje stukje voor stukje aangeleerd door middel van de weggeeftechniek. Eerst leren de kinderen de eenvoudigste stukken, wat opgebouwd wordt tot ze het hele liedje kennen. Het 'weggeven' van stukken tekst gebeurd door middel van wisselzang. De juf zingt de stukjes die aangeleerd worden voor, daarna zingen de kinderen dat stukje na.

donderdag 22 maart 2012

Levend Schilderij


Burgemeester van Delft en zijn dochter (Jan Steen) - 1655



De “Burgemeester van Delft en zijn dochter” is het enige schilderij van Jan Steen waarvan vaststaat dat het dateert uit de Delftse periode.

Het schilderij toont een deel van het Oude Delft, ongeveer tegen De Roscam, Steen zijn brouwerij.
Op het schilderij zie je de Burgemeester van Delft en een meisje waarvan wordt aangenomen dat het zijn dochter is in vol ornaat voor een grachtenpand poseren, naast de burgemeester zie je een vrouw en een kind bedelen. Op de achtergrond zie je de Oude Kerk.

Op het schilderij zijn duidelijk twee kanten van de maatschappelijke ladder te zien, aan de ene kant de welgestelde burger met aan de andere kant de bedelaar.

Post-moderne variant:
De verschillen tussen burgers is in het hedendaags niet meer zo groot als het vroeger was. De burgemeester werkt nu juist samen met al de inwoners van zijn stad/dorp om er het beste van te maken. Ook staan de kinderen van de burgemeester nu gelijk aan andere kinderen. Ze dragen dezelfde kleding, en hebben geen privileges. Iedereen wordt nu als gelijk behandeld.

In onze variant draagt de dochter van de burgemeester dezelfde kleding als het andere kindje wat je op de foto ziet. Ook zie je dat de burgemeester en een inwoner van zijn stad elkaar een hand geven. Iedereen is gelijk aan elkaar, het verschil tussen de mensen is op deze foto heel erg verkleind.