Doelgroep: groep 3
Zingen en aanleren van een lied
Het aanleren van een lied:
-
Eerst
bekijken en beluisteren de ll het liedje.
-
Daarna
wordt het lied twee keer voorgezongen door de juf.
- Er word gebruik gemaakt van
visuele hulpmiddelen, d.m.v. afbeeldingen.
- We leren het liedje aan de
kinderen door middel van voor- en nazingen.
1.
We
zingen een zin voor die de kinderen daarna nazingen.
2.
Dan
zingen de kinderen het stukje wat zij hebben geleerd, waarna wij een nieuw
stukje aanleren (We zingen niet meer mee met de stukjes die de kinderen al
hebben geleerd, we zingen alleen de nieuwe stukjes voor)
3.
Voor
elke zin in het liedje van in totaal 10 zinnen hebben we een plaatje, zo worden
de kinderen eraan herinnert wat zij moeten zingen, en wordt het makkelijker om
zo zelfstandig het lied te zingen.
4.
Tussendoor stellen we vragen over het lied als afwisseling met het voorzingen,
daardoor blijft het voor de kinderen
De Sprookjesdans:
Beklim de haren van raponsje
En zwaai eens als een prinses
Toeter als een fakir
Wrijf de geest uit de fles
Huppel als roodkapje
En vlieg eens als een elf
Zo word je sprookjesvriendje
Je merkt het vanzelf
Tralalala de sprookjesdans
Tralalala de sprookjesdans
Zin 1: de kinderen bewegen met hun armen alsof ze aan het klimmen zijn
zin 2: de kinderen zwaaien zoals zij vinden dat een prinsesje zwaait
zin 3: de kinderen doen alsof ze op een toeter blazen
zin 4: de kinderen wrijven met hun hand over hun andere hand/arm
zin 5: de kinderen huppelen op hun plek
zin 6: de kinderen bewegen met hun armen alsof ze vliegen
zin 7: de kinderen draaien met hun handen om elkaar heen
zin 8: de kinderen bewegen beide handen in tegengestelde richting van de borst
af en terug naar de borst
Zin 9 + 10: de kinderen zwaaien met beide handen heen en weer
Bewegen op muziek
de Sprookjesdans
We hebben net aan de
leerlingen het lied aangeleerd en nu gaan we de bewegingen die bij het lied
horen aanleren.
Per zin is er een beweging
die aan de leerlingen wordt aangeleerd. De bewegingen worden dus ook per zin
aangeleerd.
Bij het aanleren van de
bewegingen wordt de fantasie van de leerlingen geprikkeld. Ze mogen zelf de
bewegingen verzinnen, met behulp van de leerkracht.
De kinderen zingen eerst de eerste zin van het liedje
voor: “beklim de haren van Raponsje”, waarna de leerkracht de vraag stelt: Hoe
klim je in de haren met je armen?
De leerlingen zullen met
zijn alle deze beweging maken, per zin word dit dus op deze manier gedaan.
Omdat de leerlingen zelf met
bewegingsvoorstellen komen is de motivatie groot, ze kunnen hun fantasie de
vrije loop laten.
Uiteindelijk heb je dan deze
bewegingen:
Bewegingen:
Muziek maken
Tijdens het zingen en het
dansen hebben de kinderen al kennis gemaakt met een paar bewoners uit het
sprookjesbos.
Nu gaan we eens een kijkje
nemen in het sprookjesbos:
Je vertelt de leerlingen door middel van het plaatje dat dit foto’s van
plekken in het sprookjes bos zijn, de plaatjes van de inwoners van het
sprookjesbos (Assepoester, Wolf, Fakir, Roodkapje, Reus en de zeven geitjes)
geven aan waar zij in het sprookjesbos wonen.
Als je op bezoek gaat bij een van de inwoners hoor je altijd een
muziekje, maar dat is alleen als je echt bij hun thuis bent. Dus niet als je op
een paadje loopt, dan is het helemaal stil.
Je kunt het met de kinderen eerst hebben over de inwoners, wat voor
gevoel zij bij de inwoners krijgen en wat voor soort geluid daarbij hoort.
Roodkapje vinden ze bijvoorbeeld vrolijk dus als je bij haar op bezoek
gaat horen we een vrolijk muziekje. Vraag aan de leerlingen, wat is een vrolijk
muziekje. Klinkt dat hoog of laag? Wat voor gevoel krijg je bij de tonen.
Je verdeelt de klas in 6 groepjes, elk groepje krijgt een inwoner van
het sprookjesbos en mag met elkaar bij deze inwoner een muziekje verzinnen met
instrumenten.
Wanneer ieder groepje klaar is met het bedenken van een muziekje, laten
ze deze om en om aan elkaar horen. Daarna wijs jij met je vinger op het bord
aan waar jij in het bos bent, je kunt het beste onderaan bij het begin van het
pad beginnen. Herhaalt dat het op het pad nog helemaal stil is. Als jij bij een
van de inwoners thuis komt, dus het plaatje van het personage aanwijst, begint
het groepje dat dit personage heeft hun muziekje te spelen. Wanneer je weer op
het pad loopt naar een ander personage is het weer helemaal stil.